De Nachtwacht, dichterbij dan ooit, en aan slijtage onderhevig.

Eén van Nederland’s beroemdste schilderijen is de Nachtwacht, officieel getiteld “Schutters van wijk II onder leiding van kapitein Frans Banninck Cocq”, geschilderd door Rembrandt van Rijn, in 1642. Na een periode van ruim twee jaar van onderzoek vooruitlopend op restauratie, is het schilderij weer in volle glorie te zien, en het Rijksmuseum is daar natuurlijk apetrots op. Er is een speciale website onder de titel Operatie Nachtwacht die op de computer het beste tot zijn recht komt. Op basis van de gegevens van het Rijksmuseum vatten we hieronder de meest interessante punten samen.

Waarom is de Nachtwacht zo wereldberoemd ?

Het is “gewoon” een portret van een groep Amsterdamse schutters in de 17e eeuw. Schutters verdedigden de stad en bewaakten de openbare orde. Deze groep bestaat uit de kloveniers (oud woord voor schutters), de compagnie onder leiding van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch. Ze staan op het punt om overdag door de stad te gaan marcheren. De titel “Nachtwacht” kreeg het schilderij in de 19e eeuw omdat het zo donker was. Dat klinkt mooi, maar het klopt dus niet. Rembrandts schilderijen hebben wel vaker een donkere achtergrond. Zo kon hij de figuren goed “in het zonnetje” zetten. Dat geeft een theatraal effect. Het meisje links is eigenlijk een soort mascotte. De klauwen van de vogel aan haar riem zijn het symbool van de Kloveniers, die ook wel Klauweniers werden genoemd. Wat het schilderij bijzonder maakt is niet alleen de dramatische lichtinval, maar ook de gebaren en de houdingen van de schutters. De één laadt zijn geweer, de ander houdt een vaandel omhoog, en de tamboer slaat op de trom. In plaats van de mannen braaf op een rij in het gelid te zetten, koos Rembrandt voor deze nogal ordeloze opstelling, alsof ze zó gaan vertrekken. Het is een groep in actie, en dat maakt het verrassend.

Geschiedenis

Oorspronkelijk is de Nachtwacht geschilderd voor de Grote zaal in de Kloveniersdoelen, het hoofdkwartier van enkele compagnieën van de schutterij. Samen met vijf andere schutterstukken en één regentstuk werd het werk voltooid in de periode 1640-1645. In 1682 besloten de Amsterdamse burgemeesters om de kunstwerken uit de drie stedelijke doelens te verhuizen naar het nieuw gebouwde stadhuis: de doelens waren inmiddels hun functie verloren en er was onvoldoende geld beschikbaar voor nieuwe decoratiestukken. Deze verhuizing was complex en het was pas in 1715 dat de Nachtwacht werd verhuisd, met als bestemming de Kleine Krijgsraadkamer in het stadhuis. Teneinde het daar tussen twee deuren te doen passen, is aan linker- en rechterzijde een deel van het schilderij afgesneden. Dit heeft men later kunnen ontdekken aan de hand van een kopie toegeschreven aan Gerrit Lundens van het oorspronkelijke schilderij. De afgesneden stukken heeft men nooit gevonden.

Het onderzoek en de resultaten

Het onderzoek werd uitgevoerd met de nieuwste en meest geavanceerde beeldtechnieken, zoals hoge-resolutiefotografie, macro-röntgenfluorescentie scanning en reflectie imaging spectroscopie en zeer geavanceerde computeranalyse.

Ultra Hoge Resolutie Foto

Het schilderij is in detail geïnspecteerd en gefotografeerd. Dit heeft de grootste en meest gedetailleerde foto ooit van een kunstwerk opgeleverd. Hij is 717 gigapixels, oftewel 717.000.000.000 pixels, groot. De afstand tussen twee pixels is 5 micrometer (0,005 millimeter), wat betekent dat één pixel kleiner is dan een menselijke rode bloedcel.

Om deze afbeelding te maken zijn met een 100-megapixel Hasselblad H6D 400 MS-camera 8439 individuele foto’s van 5,5cm x 4,1cm gemaakt. Deze zijn daarna door middel van kunstmatige intelligentie aan elkaar geplakt tot een grote afbeelding. Dat leverde een bestand van 5,6 terabyte op. Dit is een beetje te groot voor onze thuiscomputers, dus gelukkig is de foto publiekelijk beschikbaar via de link onder dit artikel. Het is fantastisch om de diepte in te gaan in het schilderij. Bekijk eens de ogen van het meisje, de speerpunt, hier kunnen we van leren! Onderstaande foto’s zijn uitsneden uit de UHR-foto.

de penseelstreek rond de ogen
het lichtspel en de dieptewerking rond de speerpunt

Een aantal resultaten van het inspecteren van deze foto en röntgenfotografie zijn:

De oorspronkelijke schets op het doek is nu zichtbaar gemaakt. Men heeft beter dan ooit door de verf heen kunnen kijken en hebben we de eerste aanzet van De Nachtwacht gevonden: de eerste schets die Rembrandt maakte op het doek.

De verdwenen zijkanten zijn zichtbaar gemaakt middels een vergelijking van de kopie van Gerrit Lundens. Door onderzoek van het doek hoopt men te achterhalen hoe groot het oorspronkelijke schilderij moet zijn geweest.

Minder speren en een extra zwaard dan oorspronkelijk geschetst. Rembrandt leek vrij zelfverzekerd met zijn compositie. Hij maakte een paar kleine wijzigingen. Zo schilderde hij minder speren dan eerst geschetst. Ook zijn er aanwijzingen voor een extra zwaard tussen de kapitein en de luitenant.

Een verdwenen veer die oorspronkelijk de helm van schutter Claes van Cruijsbergen tooide.

Een pigment dat het giftige arseen bevat werd gebruikt voor het schilderen van citroenen in stillevens. Rembrandt gebruikte het echter in heel iets anders: het uitbundige borduurwerk van Van Ruytenburch’s jas en mouwen.

Slijtage

Er werden wat vervormingen van het doek waargenomen, met name linksboven. Deze zijn ontstaan in de Philipsvleugel toen het hoofdgebouw gerenoveerd werd. Deze vervorming moet urgent worden hersteld.

Slijtage is een oorzaak voor het verdwijnen van verf. Zo zie je op de kopie toegeschreven aan Gerrit Lundens een rookwolk, op De Nachtwacht is deze verdwenen. Op de ijzer-kaart van de macro-XRF scan zien we de veer staan, op het uiteindelijke werk niet.

In de loop der eeuwen is op sommige plekken het lood in de verf gaan reageren met de olie. Dit resulteerde in kleine witte puistjes als het ware. Die zijn eraf gevallen of verwijderd tijdens het schoonmaken. Wat achterbleef zijn kleine zwarte stippen.

Rembrandt gebruikte het blauwe pigment smalt. Dat is gemaakt van kobalt-houdend glas. Dat is helaas niet stabiel en door de eeuwen heen is dit bruin geworden. Dat zie je onder meer in het paarse kostuum van de schietende musketier.

Oude vernis zorgt voor een verlies aan contrast. De vernis wordt namelijk broos en kruimelig en zorgt voor een grijzige waas. De huidige vernis uit de jaren 70 is nog niet zo vergeeld, maar stukken met oudere vernis eronder zijn al wel verkleurd.

De hond versleten? Door de slijtage van de verf zijn de toplagen verdwenen dus wat je nu ziet is de schetslaag, de ondertekening dus.

De achterkant van het schilderij: bedoeking, spieraam en etiketten

In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, zien we aan de achterkant niet het doek waarop Rembrandt zijn meesterwerk schilderde. In feite bestaan er nog maar weinig voorbeelden van zeventiende-eeuwse Nederlandse meesters waarbij het originele linnen nog aan de achterzijde zichtbaar is. Verreweg de meeste schilderijen op doek zijn in de loop der tijd bedoekt. Bedoeken, in het verleden ook wel doubleren (letterlijk: verdubbelen) genoemd, wil zeggen dat er een extra doek, een steundoek, tegen de achterzijde wordt geplakt. Voor De Nachtwacht weten we dat dit tenminste vier keer is gebeurd; de laatste keer in 1975 na de mes-aanval op 14 september. Een beknopte geschiedenis van de bedoekingen van De Nachtwacht staat elders op de website beschreven. Het doek dat we tegenwoordig aan de achterkant van De Nachtwacht zien, is dus het bedoekingsdoek uit 1975.

Destijds is er een interessante documentaire van 45 minuten door de NCRV gemaakt waarin het proces van reparatie, bedoeking, en restauratie stap voor stap wordt getoond. Kijk hier naar de samenvatting ; de volledige versie kunt u hier zien (film begint na de reclame voor Flikken Maastricht).

In het onderzoek van de achterkant kijken we door de verflagen heen en uiteindelijk eindig je met de drager, het doek. Eerst met shearography, een optische onderzoekstechniek waarmee alle gebieden van mogelijke onthechting tussen het bedoekingsdoek en het originele doek gekeken kan worden. Ook werden enkele zeer kleine monsters genomen van de washars en van het bedoekingsdoek om met trekproeven te beoordelen of het bedoekingsdoek nog sterk genoeg is om het schilderij te ondersteunen voor toekomstige generaties. Onderzocht wordt of er enige indicatie is van degradatie, of veroudering van de washars. Een voorlopige indruk is dat de conditie nog goed genoeg is.

Het spieraam

Het schilderij is met spijkers op een spieraam gespannen. Een spieraam is een raamwerk van houten latten, dat met behulp van de zogenaamde spieën in de hoeken groter en kleiner gemaakt kan worden. Oorspronkelijk zal De Nachtwacht op een spanraam hebben gezeten, een vaste constructie van houten latten met een omtrek, die niet aangepast kon worden. Spieramen zijn een achttiende-eeuwse uitvinding, maar werden pas in de negentiende eeuw populair. Uit bronnen weten we dat in 1935 een ouder spieraam van De Nachtwacht is vervangen door een nieuwe.

Etiketten

Op dat oude spieraam zaten enkele etiketten met korte aantekeningen van restauraties uit 1889 en 1906. Het spieraam uit 1935 werd in 1976 opnieuw vervangen, omdat het niet genoeg liet zien van de originele verflagen in de nieuwe lijst, ook uit 1976. Behalve etiketten of labels over oude restauraties zitten er ook vaak etiketten van oude tentoonstellingen op de achterkant van spieramen, kleine getuigenissen van de plekken waar een schilderij in het verleden is geweest. Maar omdat De Nachtwacht slechts eenmaal in zijn bestaan is uitgeleend voor een tentoonstelling – dat was in 1898 aan het Stedelijk Museum in Amsterdam – vinden we op het huidige spieraam geen enkel etiket.

Was-Hars bedoeking

De tweede bedoeking is een belangrijk moment in de restauratiegeschiedenis van De Nachtwacht. Voor de eerste keer kreeg het schilderij een zogenaamde was-harsbedoeking. Deze manier van bedoeken was toen net uitgevonden door Nicolaas Hopman (1794–1870) en werd door hem in 1851 toegepast op De Nachtwacht. De behandeling werd uitgevoerd in twee stappen, waarbij eerst de achterzijde van de originele drager – ontdaan van het achttiende-eeuwse bedoekingsdoek en de lijm – werd ingestreken met een warm, gesmolten mengsel van bijenwas en hars. Dit werd vanaf de achterzijde ingestreken met warme handijzers om het mengsel dóór de verfstructuur heen te laten smelten. Op die manier werd loszittende verf aan de voorzijde van het schilderij vastgezet. In de tweede stap werd een steundoek achter het originele doek geplaatst, waarna de achterzijde opnieuw met het gesmolten was-harsmengsel werd ingewreven. Ook dit werd ingestreken met ijzers om de twee doeken goed tegen elkaar te laten plakken.

Deze nieuwe manier van bedoeking werd erg populair in Nederland, en later ook in andere landen. Hiermee zouden de schilderijen beter beschermd zijn tegen ons vochtige klimaat dan met de traditionele bedoekingsmethode. In 1945 werd De Nachtwacht opnieuw bedoekt, omdat de door Hopman aangebrachte bedoeking te zeer verzwakt was. Christiaan Jenner (1896–1977) voerde deze tweede was-harsbedoeking – de derde bedoeking in totaal –uit op vrijwel dezelfde manier als Hopman bijna 100 jaar eerder had gedaan. Maar het bedoekingsdoek van Jenner was dikker en hij paste de verhouding van zijn washars-mengsel aan. De laatste was-harsbedoeking, nu nog steeds aanwezig op het schilderij, is aangebracht in 1975 onder leiding van Lützen Kuiper (1936–1989). De reden hiervoor was de beruchte mes-aanval van 14 september 1975. De uitvoering van deze bedoeking is stap voor stap gedocumenteerd in de documentaire ‘De Nachtwacht onder ’t mes’.

Samengevat door Rob Nout, met dank aan Margriet Hebels en Marja Duizendstraal voor hun kritische bijdragen.